Dolfijn
De dag is eentonig, zoals een middelmatig nummer dat op repeat speelt. Zo grijs als mijn dagelijkse havermout. Stil, zonder roddelende collega’s aan het koffieapparaat. De contouren van de kale bomen en de stadsduiven, voorspelbaar in het platgetreden park. Een half uur koken, een half uur eten, starend uit het raam naar windstille plassen op de platte daken bedekt met mat rubber, die de kleurloze wolkenmassa weerkaatsen. Ik doe een poging om mijzelf te omarmen met yoga, voor ik mij nestel in de kuil die mijn lichaam stilaan kerft in mijn matras. Daar geef ik een nachtzoen op de snuit van mijn slaapgezel. Bij gebrek aan een levend exemplaar is dat een pluche dolfijn. Haar blauwe vacht is doffer en rafeliger dan 26 jaar geleden, maar ze past nog altijd perfect in de holte tussen mijn armen.
Toen ik tien was, was haar buik zo zacht als gemillimeterd gras. Mijn ouders hielden koppig vol dat ze mij een orka cadeau hadden gedaan, maar ik wist wel beter. Dolfijn leek lang geen kanten op Free Willy. Haar rug het blauw van smurfen en haar buik het wit van een sprookjesbruidsjurk, met een spitse snuit en een onschuldige blik in haar gitzwarte kraalogen. Ze was getrouwd met mijn andere knuffel, Willy de grote zwartwitte orka. Samen hadden ze een kleintje dat piepte als je op zijn staart drukte, Freetje. Het miniatuur evenbeeld van zijn vader, inclusief drie zwarte stippen onderaan zijn snuit, zoals de killer whale uit de film. Zelfs mijn knuffels werden onderworpen aan de christelijke waarden van mijn opvoeding.
Toen ik eindelijk zelf de liefde vond, speelde Dolfijn een hoofdrol in de paringsdans. Hij had een Pinguïn, ik een Dolfijn. Op een mooie avond wachtte zijn Pinguïn op mijn brievenbus met een liefdesbrief onder zijn vleugel. Hij stelde een ruil voor. Op onze eerste echte date wachtte hij in de regen aan de kaaien, vol spanning of Dolfijn in mijn rugzak zat, klaar voor een logeerpartij. We kusten onder een paraplu en ik had mijn eerste lief. Vanaf dan viel hij in slaap met Dolfijn die naar mij rook, en elke nacht dacht ik aan hem met Pinguïn in mijn armen.
Die eerste liefde verwaterde. Willy en Freetje verhuisden met de jaren in een doos naar de kelder. Maar Dolfijn en ik, dat is onvoorwaardelijke, eeuwige liefde.